Het ruimtegevoel van Philippe De Gobert en Wesley Meuris
Philippe De Gobert en Wesley Meuris zijn deze zomer te gast in Mac’s in Hornu. De twee Belgische kunstenaars maken heel verschillend werk, maar er zijn ook enkele opvallende raaklijnen. Interesse voor architectuur is een belangrijke verwantschap. Bovendien steken beide kunstenaars graag de handen uit de mouwen: ze zijn bouwers. De Gobert maakt maquettes op schaal 1:15, de constructies van Meuris zijn monumentale installaties waar je als toeschouwer helemaal deel gaat van uitmaken. Zo maken ze beiden fictieve ruimtes. Ideaal om deze zomer in te verdwalen.
KIJKEN NAAR KEIEN OM EEN ROTS TE VINDEN
De expo van Philippe De Gobert (1946) opent met een mooie kamer vol mini-kunstenaarsateliers die hij tussen 1976 en 1990 maakte. Soms gaat het om echte reconstructies van ateliers (Mondriaan, Fontana), soms om zelfbedachte bouwsels, geïnspireerd op werk van de bekende kunstenaars (Matisse, Van Eyck, Panamarenko). De maquettes staan opgesteld in alfabetische volgorde - het atelier van Vermeer naast dat van Warhol, bijvoorbeeld – met onverwachte dialogen tussen kunstenaars als gevolg.
Later pakt De Gobert het anders aan en maakt modellen, vaak gebaseerd op bestaande architectuur, waarvan hij interieuropnames maakt. Hij weet de ruimtes zo op te bouwen en uit te lichten dat de foto’s realistischer lijken dan de ‘oorspronkelijke’ ruimtes waarop ze zijn gebaseerd. Dat doet wat aan het werk van James Casabere denken, die vorig jaar nog in BOZAR exposeerde. Maar De Gobert ziet in zijn werk een heel ander vertrekpunt: “Het gaat me meer om de ruimte waar een individu zijn plaats vindt, dan om architectuur’; legt hij uit. ‘Zowel de foto’s als de schaalmodellen zijn belangrijk, terwijl Casabere zijn maquettes als een hulpmiddel ziet om tot beelden te komen. Zo vernietigt hij bijvoorbeeld de bouwsels vernietigt eenmaal de foto’s zijn gemaakt.’ Foto’s en modellen zijn in de expo apart tentoongesteld, wat de confrontatie met beiden spannender maakt.
Zo draait alles in het oeuvre van De Gobert om een zorgvuldig in elkaar gezet spel met illusies.
‘Een maquettebouwer wil in het klein namaken wat al in het groot bestaat’, vertelt hij. ‘Ik keer het proces om en vertrek van het materiaal en kies kleine objecten om wat ze me met hun schaal te vertellen hebben. Het is door lang naar keien te kijken dat ik een rots vind.'
ZIEN EN GEZIEN WORDEN
Ook bij Wesley Meuris (1977) staat de fictieve ruimte centraal. Zijn grote constructies tonen vaak lege ruimtes, die duidelijk ook bedoeld zijn leeg te blijven. Meuris is meubelmaker van opleiding en maakte aanvankelijk kleine maquettes. Maar al snel verlegde hij zijn interesse naar grote constructies. In zijn werk heeft hij het over de manier waarop we observeren. Ook in exposities, die je kan opvatten als machines die op een gesofisticeerde manier onze blik richten. Zo toont hij ‘het tonen’.
Ruimtes, als kooien in een dierentuin, dienen om iets te tonen, maar bij Meuris worden ze het onderwerp zélf. Zo pakt hij in het Mac’s uit met drie cellen die klaar lijken om een dier te herbergen waar je als bezoeker naar kan kijken. Maar het glas in de kooien toont een reflectie van jezelf en confronteert je met je eigen beeld. De monumentale installatie in de volgende ruimte brengt je nog een stap verder uit je comfortzone. De grote onderbroken cirkel met waterbakken lijkt een soort ontmoetingsplaats. ‘Vanuit die rotonde heb je een panoramisch zicht op de ruimte, maar je wordt ook zelf bekeken’, vertelt Meuris. ‘Gezien en gezien worden kan je als een spel opvatten, maar hier lijk je niet te kunnen ontsnappen aan de overweldigende architectuur van de enorme ruimte.’